De architect van de woningen in het Raadhuiskwartier in Leidschendam is A.J. Kropholler (1881-1973).
Architect Alexander Jacobus Kropholler, geboren op 26 juli 1881 te Amsterdam, overleden in 1973, is vooral bekend geworden door zijn raadhuizen en kerken. Kropholler was autodidact op het gebied van de architectuur en begon zijn carrière als timmerman. Hiervoor volgde hij van 1892 tot 1896 de timmermansopleiding aan de Eerste Ambachtsschool, ging op zijn vijftiende in de leer bij een aannemersbedrijf en werkte enige tijd bij architect J. Beirer. Van 1902 tot en met 1910 had hij samen met J.F. Staal een architectenbureau. In deze periode ontwierpen zij een groot aantal gebouwen in een stijl die sterk tegen de Jugendstil aanleunt, waaronder een aantal gebouwen voor verzekeringsmaatschappij De Utrecht. Later werd ook de invloed van H.P. Berlage van belang. In 1910 gingen de twee met ruzie uit elkaar. Ze zouden nooit meer een woord met elkaar gewisseld hebben, hoewel Staal inmiddels was getrouwd met Krophollers zuster Margaret, die later zelf naam zou maken als architect van de Amsterdamse School.
In 1908 werd Kropholler katholiek en begon hij zich te interesseren voor kerkenbouw. In publicaties pleitte hij voor het vasthouden aan traditionele bouwwijzen in moderne architectuur, het traditionalisme. Vanaf 1913 ontwierp hij een groot aantal katholieke kerken, in veel gevallen met bijbehorende gebouwen. Uit dat jaar dateert zijn eerste grote opdracht sinds de samenwerking met Staal, een katholiek complex in Scheveningen, bestaande uit een kapel, een kerk en woningen. Hoewel Kropholler het project slechts gedeeltelijk voltooide doordat de bouw van de kerk door onenigheid niet verder kwam dan de torenvoet met portaal, zette het complex de toon voor de rest van Krophollers werk.
Geïnspireerd door Berlage en binnenlandse architectuur ontstond een stijl waarbij enerzijds eenvoud en baksteen centraal staan en anderzijds steunberen en trapgevels extra groot werden uitgevoerd. Deze bouwstijl werd grotendeels overgenomen door de Delftse School, een groep vooral katholieke architecten onder leiding van M.J. Granpré Molière. Hoewel Kropholler nooit toetrad tot deze beweging, zou hij er altijd mee geassocieerd worden. De Delftse School was een reactie op het Functionalisme in de architectuur rond 1930. Een groot deel van de classicistische architectuur van de Delftse School bestaat uit religieuze architectuur. Onder invloed van de economische crisis zocht men naar zekerheden en putte men uit vroegere tijdperken.Vooral tussen 1945 en 1953 speelde de Delftse School een grote rol bij de wederopbouw van de door oorlog getroffen gebieden.
Behalve kerken ontwierp Kropholler vele andere gebouwen, waaronder een vrij groot aantal raadhuizen, waaronder die van Asten, Waalwijk, Leidschendam, Noordwijkerhout, Arcen, Wateringen, Grouw, Medemblik en Heesch. Hoewel gerespecteerd was Kropholler weinig geliefd bij collega-architecten en had hij regelmatig moeilijkheden met opdrachtgevers. In zijn geschriften rekende hij in felle bewoordingen af met andere opvattingen. Zijn fanatieke hang naar traditie en zijn afkeer van vernieuwing brachten hem in de jaren dertig in fascistisch vaarwater, toen hij lid werd van Zwart Front.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Kropholler gewoon door en publiceerde hij in een aantal door de nazi's gecontroleerde tijdschriften. Na de oorlog grepen de architecten van het Functionalisme deze kans aan om Kropholler te laten veroordelen wegens collaboratie. Kropholler kon zijn carrière echter al snel voortzetten door samen te werken met andere architecten. De voltooiing van een van zijn grootste ontwerpen, de abdij van Egmond, werd echter verhinderd. Hoewel hij tot op hoge leeftijd werkzaam bleef, was zijn glorietijd voorbij. Kropholler is gestorven op 17 mei 1973 te Wassenaar. Bron: Kunstbus - A.J. Kropholler